In de grote hal van Amsterdam Centraal staat een vleugel. Daar pingelen amateurs wel eens aandoenlijk een deuntje op, maar vaker sta je versteld omdat iemand die echt kan spelen het klavier beroert. En dan blijf je toch even stilstaan om eens goed te luisteren. Of je neemt zo'n flard fraaie muziek mee als je door de gangen loopt of in de trein stapt. Het lijkt wel of D Bayne (ja, om de een of andere reden zonder punt) een stel microfoons opgesteld had op CS.

Meditations on Present Time houdt ook een moment halt, met twinkelende piano en fieldrecordings uit de publieke ruimte. Steeds overstemt het rumoer de dwarrelende noten bijna. Het levert een intrigerend spel op met voor- en achtergrond en ook een duet voor doelbewust en onbedoeld geluid. Als een samenballing van wat je normaliter onder muziek verstaat en wat John Cage muziek noemde: namelijk alles, als je er maar naar luistert. De cageiaanse invloed vind je ook wel terug in het feit dat Bayne de veldopnamen gebruikt als een soort 'klinkende partituur' die zijn pianospel stuurt.

In het beste geval klateren aleatorische counterpoint-composities je in schier chaotische, maar uiterst gecontroleerde lichtvoetigheid tegemoet. In wat zelfs wisselwerking wordt, leveren fieldrecordings en pianospel een prachtige rijkdom. Die momenten zijn uiterst spaarzaam, want Bayne gaat zich nogal te buiten aan geforceerde hectiek, improv-om-de-improv en radicaal suffe en saaie muzak. An sich zijn dat wellicht ook afspiegelingen van deze tijd die het overwegen waard zijn, maar dan toch niet voor de duur van de onplezierige beluistering. Niet omdat het geen fijne mopjes geluid zijn, maar omdat Bayne de sonische poëzie die er in de dialoog zou kunnen zitten zo plat slaat als een door een voortdenderende trein verpletterd dubbeltje. Als een grap waarvan de punchline al aan het begin wordt weggegeven, dan hoeft de rest niet meer. Leuk voor even dan, in het voorbijlopen.

Translation:

There is a grand piano in the main hall of Amsterdam Central. Amateurs sometimes ping a touching tune to it, but more often you are amazed because someone who can really play touches the keyboard. And then you stop for a moment to listen carefully. Or you take such a piece of beautiful music with you when you walk through the corridors or get on the train. It seems as if D Bayne (yes, pointless for some reason) had a bunch of microphones set up on CS.

Meditations on Present Time also pauses for a moment, with twinkling piano and field recordings from the public space. The noise almost drowns out the swirling notes. It delivers an intriguing play with foreground and background as well as a duet for deliberate and unintentional sound. As an amalgamation of what you normally understand by music and what John Cage called music: namely everything, if you just listen to it. The Cageian influence can also be found in the fact that Bayne uses the field recordings as a kind of 'sounding score' that guides his piano playing.

At best, aleatory counterpoint- clatter. compositions meet you in almost chaotic, but extremely controlled light-heartedness. In what becomes even interaction, field recordings and piano playing provide a wonderful richness. Those moments are extremely sparse, because Bayne tends to indulge in forced hectic, improv-for-the-improv and radically dull and boring muzak. In themselves these are perhaps also reflections of this time that are worth considering, but not for the duration of the unpleasant listening. Not because they aren't nice jokes, but because Bayne smashes the sonic poetry that might be in the dialogue as flat as a dime crushed by a rumbling train. Like a joke where the punchline is already given away at the beginning, then the rest is no longer necessary. Nice for a while, in passing.

—Sven Schlijper, KindaMuzik

Back to Press View Album »